De kaars. Matth. 5:15,16.
De twee bouwers en hun huizen. Matth. 7: 24-27
Eerst de genezing en dan het dienen. Matth. 8:14,15.
De vraag van de Heere aan twee blinden. Matth. 9:27-30.
De weg van de eenvoudigen tot de vrede. Matth. 9:27-30.
De gelijkenis van de bruiloft. Matth. 12:2-4.
De verdorde hand. Matth. 12: 10, 13.
Gezaaid onder de doornen. Matth. 13:7.
De parel van grote waarde. Matth. 13:45-46
Jezus geen spooksel. Mattheüs 14:26.
Klein geloof en groot geloof. Matth. 14:31, 15:28.
De hondekens. Matth. 15:26-27.
Hoop in hopeloze gevallen. Mattheüs 17: 17.
Éen verloren schaap. Matth. 18:12,13.
De verdorde vijgenboom. Matth. 21:17-20.
De verdorde vijgenboom. Matth. 21: 17-20 (zelfde als vorige, iets andere vertaling).
Arbeid in de wijngaard des Heeren. Matth. 21:28.
De twee zonen. Matth. 21: 28-32.
Vroeg en laat in de wijngaard. Matth. 22:1,3,5,6.
Zij, zulks niet achtende. Matth. 22:5
De bruiloft werd vervuld met aanzittende gasten. Matth. 22:10.
Wat is het bruiloftskleed? Matth. 22:11-13.
De twee talenten. Matth. 25: 22, 23.
De schapen en de bokken, het loon der rechtvaardigen. Matth. 25:31-36.
De schapen en de bokken, de laatste scheiding. Matth. 25:32.
De Heere en de melaatse. Mark. 1:40-42.
Jezus' toorn en droefheid over harde harten. Markus 3: 5.
Het zaad op de steenachtige grond. Mark. 4:6.
Het zaad, groeiende in het verborgen. Mark. 4:26-29.
Christus slapende in het schip. Mark. 4:38.
Christus' hulpprediker in Dekapolis. Mark. 5:17-19.
Het wonder der broden. Markus 6:52.
Ziende en niet ziende, of de mensen als bomen wandelende. Markus 8:22-25.
Niet dan bladeren. Markus 11:13.
Nazareth, of Jezus door Zijn vrienden verworpen. Luk. 4:28-30.
Tweeërlei visvangst. Luk. 5:4.
Van vier gedragen. Luk. 5:16-26.
Blinde leidslieden der blinden, of, de keuze van een gids. Luk. 6:39,40.
Fondamenten. Luk. 6:46-49.
De hoofdman over honderd, of een vermaning tot de deugdzamen. Luk. 7:4-9.
Jongeling, is dit voor u? Luk. 7:11-17.
Het zaligmakend geloof. Lukas 7: 50 en 18: 42.
De gelijkenis van de zaaier. Luk. 8:4-8.
Satans vaardigheid, zijn macht en zijn doel. Lukas 8: 12.
Ten laatste genezen. Luk. 8:43,44.
Zij was niet verborgen. Luk. 8:47.
De barmhartige Samaritaan (een leerrede ten behoeve van de ziekenhuizen.) Lukas 10: 25-37.
De barmhartige Samaritaan (of: Goede tijding voor u.) Lukas 10: 33.
De onvruchtbare vijgenboom. Luk. 13:7-8.
Het oprichten van de neergebogene. Luk. 13:10-13.
Het grote avondmaal. Lukas 14:17
Het grote avondmaal. Lukas 14:18
Het grote avondmaal. Luk. 14:23
De man die een toren wilde bouwen. Luk 14:28-30.
De gelijkenis van het verloren schaap. Luk. 15:4-7.
De verloren penning. Lukas 15: 8-10.
De verloren zoon. Meerdere preken over Luk. 15:11-32.
De kloof zonder brug. Luk. 16:26.
Een prediker uit de doden. Luk. 16:31.
Waar zijn de negen? Luk. 17:15-19.
De onrechtvaardige rechter. Lukas 18: 1-8.
De Farizeeër en de Tollenaar. Luk. 18:13.
De dienstknechten en de ponden. Luk. 19:12,13.
Het gehoorzamen van Christus' bevelen. Joh. 2 : 5.
Het geloof van de koninklijke hoveling. Joh. 4:46-53.
Een zonderlinge, maar nodige vraag. Joh. 5:6.
Jezus wist wat Hij doen zou. Joh. 6: 6.
Gods werken geopenbaard. Joh. 9:3.
De ogen van de blinde geopend, of het onpraktische christendom. Joh. 9:3,4.
De schapen en hun Herder. Johannes 10: 27.
Andere schapen en één kudde. Joh. 10:16.
De veiligheid van de gelovigen. Joh. 10:27-30.
Het eeuwige leven. Joh. 10:28.
Geliefd, en toch bedroefd (toespraak, gehouden tot zieken te Mentone.) Joh. 11: 3.
Een mysterie. De heiligen treurende en Jezus blijde. Joh. 11:14,15.
Het ontbinden van Lazarus. Joh. 11:43,44.
Zonder Christus - niets. Joh. 15:5.