Uit een brief van Kohlbrügge aan een jonge predikant
Gij vraagt mij, wat de beste methode van prediken is. Pectus est quod disertum facit. Is de predikant goed, dan ook zijn prediking. Dat is een goede predikant, die voor de Heere zijn zonde en ellende met een oprecht hart belijdt, die voor Gods Woord en gebod uit de weg gaat, uit de diepste zijner verlorenheid tot de Heere roept, lust heeft in Gods Wet naar de inwendige mens, maar bij het bewustzijn, hoe hij voor de goede en geestelijke Wet Gods vleselijk is, zijn gehele hoop voor dit leven en hiernamaals stelt op Jezus Christus. Hebt gij in de nood der ziel de belofte de Heere gedaan: "Verlos mij, zo zal ik Uw Naam mijner broederen verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U prijzen". Zo zal de Heere met Zijn almachtige genade en met Zijn Heilige Geest u wel steeds in het leven houden en levend maken, o zulk een belofte te houden: vrijwillig en van ganser harte zulk gij die dan houden. Gij zult het niet vergeten, dat gij ervaren hebt, dat wij geheel en al tot niets deugen en tot alles onbekwaam zijn......
Einde.