De geschiedenis van Klein Geloof

W. Huntington. s. s.

VEERTIENDE SAMENSPRAAK

Herder. Daar komt de Rentmeester van Zijne Majesteits huishouden Een rentmeester der verborgenheden, en van de menigvuldig genade des Konings. Stap in, achtbare.

Rentmeester. Herder is vandaag zeer beleefd en met vele plichtplegingen. Eilieve wat maakt hem zo luimig? Is de bovenlandse heide geheel bij hem uit het oog en uit het hart?

Herder. Verblijd u, in de dag des voorspoeds; maar in de dag. des "tegenspoeds overweegt". Eilieve, hoe stelt Klein Geloof het met zijne vrouw? Kwelt het huwelijksjuk zijn hals nog eveneens? of zit hij gemakkelijker dan gewoonlijk?

Rentmeester. Hoe langer hoe slimmer. Ik geloof dat ik u, bij onze laatste ontmoeting vertelde dat Mara de Vorstelijke kapel verlaten had en zij is er sedert niet meer geweest. Zij heeft zich inderdaad in haar ware kleuren vertoond. Zij bespot de leerstellingen van het Paleis, en al de diensten des Heiligdoms, en wat 's Konings zaad betreft, zij haat hen met een volkomen haat

Herder. En volgt Klein Geloof haar nog naar het werkhuis?

Rentmeester. Neen; hij is deze drie weken getrouw in de kapel geweest. De eerste keer dat hij kwam, droeg ik voor de familie een der allergenadigste getuigenissen des Konings voor, waarin deze volzin was: "Keert weder, gij afkerige kinderen, want ik heb u ondertrouwd." Terwijl ik de rede voordroeg, ontdekte ik een vreemde beweging, een rondzien en fluisteren onder de jeugdige prinsen en prinsessen, en ik was verplicht ze tot orde te roepen, niet wetende wat de zaak was, maar zodra ik gedaan had, zag ik weder allen op een hoop samenscholen, en dadelijk ontdekte ik Klein Geloof onder hen, maar zo veranderd, dat ik hem nauwelijks kende. Ik ging in het Paleis, en weldra volgde hij mij en kwam in de Rentmeesters zaal.

Herder. En wat zeide gij tegen hem?

Rentmeester. Niets hards, want ik merkte dat zijn hart op het punt was te bersten. Ik nam hem bij de hand, Zei dat ik blijde was hem te zien, leidde hem in de provisiekamer en gelastte hem te gaan zitten; en daar liet ik hem, totdat hij door wenen een weinig lucht gegeven had aan zijne droefheid; daarna ging ik naar binnen en sprak met hem, en hij gaf mij zulk een bericht van Mara, als ik nooit gehoord had.

Herder. Eilieve, gaf de Koning kracht aan zijn genadige betuiging, omdat zij zeer toepasselijk scheen voor de toestand van Klein Geloof?

Rentmeester. Dat deed Hij; en Klein Geloof zei mij dat het des te hartelijker ontvangen werd door hem, omdat het rechtstreeks van de Koning kwam, en dat bijzonder voor hem; want geen ziel wist iets van zijne komst in de Vorstelijke kapel, ook kwam hij de deur niet binnen, voordat er een gedeelte van de rede uitgesproken was.

Herder. De getuigenissen des Konings zijn machtig, en als zij sterk worden en overwogen, zullen de banden van Klein Geloof's onbetamelijke genegenheid vaneen springen, gelijk Simsons touwen.

Rentmeester. Dit, zegt hij, is het waarnaar hij verlangt; want zulk ene vrouw heeft hij nooit gezien evenmin kon hij denken, dat er ooit zulk ene bestaan had, als hij niet met Mara gehuwd was geweest, Hij verklaarde dat hij somwijlen zichzelf niet overreden kon, dat zij werkelijk een mensenkind was, maar eer een werktuig, waarin een duivel leefde, heerste en regeerde, en waarin hij al de loosheid, list, sluwheid, boosheid, bedriegerij, huichelarij, wreedheid en kwaadaardigheid ten toon spreidde, die in de hel kon uitgebroeid worden. Hij vertelde mij, dat zij nooit wilde toestemmen, hare knieën met hem te buigen, sedert hij haar zijn wantrouwen van Doëg meedeelde; ook geloof de hij niet, dat zij ze ooit in het verborgene boog van het einde des jaars tot het andere en toch was zij zo verzekerd van haar aandeel in de hemelse streken als de berg Sion zelve, ",die niet bewogen kan worden", ja zelfs zegt hij, dat ze kan liegen, bedriegen, gluren, mompelen, vloeken en zweren als ene Laplandse heks, en dan naar het werkhuis gaan om Hagars herauten te horen, en wenen, en zulk een heilig gewaad aandoen, dat hij al de vijanden uit de sombere verblijven wil uitdagen om ooit haar bedrog te evenaren, al veranderen zij zich in engelen des lichts.

Herder. Eilieve, vertelde Klein Geloof het gedrag van Mara, en zijne smarten, nooit aan de oude Uzza, aan de loontrekkenden, ambtenaars, en andere werktuigen van het Hof, die de verbintenis zo bespoedigden?

Rentmeester. Hij vertelde mij, dat hij zulks had gedaan en dat zij hem geraden hadden, om een kleed der liefde over hare gebreken te werpen en te overwegen dat zij vooralsnog geen lid der uitverkorenen, noch van de volmaakte vereniging was. Toen vertelde Klein Geloof wat hij van haar dacht, "want zo er", zei hij, enige stervelingen zijn op de uit land en water bestaanden aardbol, die in de gal der bitterheid, en in de verbintenis der ongerechtigheid zijn, is Mara, allerzekerst, volkomen en volmaakt in die vereniging". Toen bestraften zij hem, drongen oprechtheid en bedaardheid aan, en gelastten hem liefderijk te oordelen, opdat hij niet, om het veroordelen van anderen, zelf veroordeeld zou worden.

Herder. Zulk ene oprechtheid en schiwing hebben legioenen blinden, verkleumden, geschroeide, en in vleselijke gerustheid gewikkeld en weggevoerd, om "hun ogen op te slaan in de hel". Om liefderijke oordelen over personen, die openbaar slecht en huichelachtig zijn, is een allerlaagste meest liefdeloze, onbarmhartige en wreedaardige rol met hun zielen te spelen, en zulke blinde wachters halen het bloed van zulke zondaars op hun eigen kop. Ik heb somtijds gedacht dat de rijke man in de hel op deze oprechte wijze behandeld werd, waarvan hij bewust scheen te zijn, toen hij zei: "Vader Abraham, zend Lazarus tot mijns vaders huis, want ik heb vijf broeders, teneinde hij hen dit betuige, opdat zij niet komen in deze plaatse der pijniging". (Luk. 16: 28). Eilieve, zijn Klein Gelools genegenheden zo vurig als ooit?

Rentmeester. Hij zegt dat hij, somwijlen, zulk een vloed van. goddelijke droefheid in zijn hart heeft voelen stromen, als hij nooit te voren gevoelde. Op zulke tijden, zegt hij, is hij zo licht als een vogel; en zijne genegenheden zijn zo van het schepsel gespeend, dat noch Doëg, noch Mara hem bewegen kunnen. "Maar deze", zei hij: "zijn slechts van korten duur, en dan komt die wrede ijvergeest weder in mij; waarvan de enkele gedachte mij doet beven, want het vervoert mij, voor een tijd, geheel buiten mijn verstand, maar ik vertrouw dat, zodra "deze droefheid naar God bekering, tot zaligheid werkt", ik verlost en gered zal worden uit dezen vreselijke, onuitsprekelijke doolhof van wee!" En ik geloof dat hij zulks zal, en heb hem daarom gezegd driemaal in de week in de Rentmeesterszaal te komen, en dat wij de zaak tezamen voor de Koning zouden blootleggen. En ik raadde hem aan, om hetzelfde voortdurend driemaal daags te doen, en noemde hem de bepaalde uren, op welke tijde, ik hem zei, ofschoon ik hem niet vergezellen kon, ik hem toch op die tijden aan de troon zou ontmoeten, en ik gebood, hem te waken, en ik zei hem, dat hij weldra zou zien wat het verenigd geloof en gebed kan teweeg brengen.

Herder. Dat is het enige middel om te overwinnen. "Als er twee op aarde zullen samen stemmen over ene zaak, die begeerd zal worden, het zal geschieden, van onzen Vader die in de hemelen is".

Rentmeester. Dat zal het, en Klein Geloof schijnt er zo zeker van alsof het reeds volvoerd was, en gij weet dat het geloof een vaste grond is der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet".

Herder. De nieuwe schapen komen: ik moet vertrekken. Breng mijne hartelijke groet over aan Klein Geloof; en zeg hem dat mijne ellendige gebeden met de zijne zullen vermengd worden in zijne tegenwoordige ellende.

Rentmeester. Ik dank u, mijn lieve vriend, voor uw aanbod, want, waarlijk, uwe hulp wordt grotelijks begeerd. Ik weet dat twee enen vijand zullen weerstaan, maar een drievoudig snoer is nog sterker. Barmhartigheid en vrede zij met u!

Herder. Genade en waarheid vergezellen u!